Extra informatie
Gesamtausgabe | |
---|---|
Druk | 2 |
ISBN | 9789082999877 |
Uitvoering | |
Pagina's | 335 |
Jaartal | |
Voor-/nawoord | |
Vertaling | |
Vormgeving |
Geweten, waarheidszin, eerbied, maar ook egoïsme en boosheid – dat zijn enkele van de grote thema’s die Rudolf Steiner in deze voordrachten aansnijdt. Ieder die zich wil ontwikkelen, heeft met deze thema’s te maken. Boosheid en egoïsme bijvoorbeeld zijn onmisbare stadia in onze innerlijke groei. ‘Zonder boosheid geen liefde en zonder liefde geen boosheid,’ aldus Steiner.
Dit boek biedt geen stappenplan voor zelfontwikkeling. Het doorkruist de ziel in haar diepte en veelzijdigheid steeds weer vanuit andere invalshoeken. Voelbaar wordt welke krachten er in de ziel liggen en tot welke metamorfosen deze in staat zijn.
Steiner hield zijn voordrachten voor een algemeen publiek. Ze veronderstellen geen voorkennis en kunnen daarom ook als een inleiding in de antroposofie worden beschouwd. Niettemin heeft het boek ook ‘ingevoerde’ lezers veel te bieden.
Zo beschrijft Steiner de verschillende lagen van de ziel hier met een uitvoerigheid die uniek is in zijn werk. Verhelderend en inspirerend zijn ook de vele excursies in het gebied van de mythologie, de kunst en vooral de literatuur.
uw winkelmand
Gesamtausgabe | |
---|---|
Druk | 2 |
ISBN | 9789082999877 |
Uitvoering | |
Pagina's | 335 |
Jaartal | |
Voor-/nawoord | |
Vertaling | |
Vormgeving |
De missie van de toorn
München 5 december 1909 — 13
Het mensbeeld van de geesteswetenschap: fysiek lichaam, etherlichaam en astraal lichaam. Het begrip ontwikkeling (evolutie) in psychische en geestelijke zin. De ontwikkeling van de ziel in het verleden: gewaarwordings-, verstands- en bewustzijnsziel. Bewuste ontwikkeling vanuit het ‘ik’. Egoïsme en onzelfzuchtigheid. Boosheid (toorn) als vormende kracht. Aeschylus en de mythe van de geketende Prometheus.
De missie van de waarheid
Berlijn 22 oktober 1909 — 39
Boosheid als opvoedingsmiddel voor de gewaarwordingsziel. Opvoeding van de verstandsziel door liefde voor de waarheid. Loskomen van het eigen standpunt. De na-denkende en de voor-denkende waarheid: Epimetheus en Prometheus. Goethes bewerking van de Pandora-sage. De verzoening van het Woord met de Daad.
De missie van de eerbied
Berlijn 28 oktober 1909 — 70
De mystieke vereniging met het ‘eeuwig vrouwelijke’ (Goethes Faust). De ontwikkeling van de ziel via boosheid en waarheid. Eerbied, gedragen door liefde (gevoel) en overgave (wil), als gids naar de bewustzijnsziel. Gevaren: zelfverlies en dweepzucht. Consequenties voor de opvoeding. Uitin gen van eerbied in mimiek en gebaar. Het ‘eeuwig mannelijke’.
Het karakter van de mens
München 14 maart 1910 — 90
Het ik als eenheid scheppend beginsel in de ziel. Omwerking van ervaringen tot vermogens in de slaap en na de dood. Het karakter als vrucht van vorige levens. De Laocoön-groep. Vorming en omvorming van het karakter door opvoeding en zelfopvoeding. De zevenjaarsperiodes in de ontwikkeling van de mens. De uitdrukking van het karakter in gebaren, mimiek en fysionomie. Goethe en Schillers schedel.
Het wezen van het egoïsme
Berlijn 25 november 1909 — 118
Egoïsme: noodzaak en gevaren. De evolutie van het menselijk innerlijk. Gewaarwordingsziel en egoïsme. De wet van de zelfcorrectie van al het bestaan. Verstands- en bewustzijnsziel in relatie tot het egoïsme. Het ideaal: gedachten, gevoelens en daden in harmonie brengen met de omgeving. Het probleem van het egoïsme in Goethes roman Wilhelm Meister. (De Lehrjahre: Mignon; De belijdenissen van een schone ziel. De Wanderjahre: compositie; het ‘pedagogisch instituut’; Makarie.)
Het geweten van de mens
Berlijn 5 mei 1910 — 148
Het geweten: elementaire ervaring en tegenstrijdige fi losofi sche visies. Bij Socrates en Plato leerbare ‘deugden’, geen ‘geweten’. Het innerlijk van de mens als resultaat van een lange ontwikkeling. Het helderziende bewustzijn van de vroege mensheid en de corrigerende wereldgeest. Ontstaan van het geweten bij de intocht van het ik in de ziel. Het Orestes-drama bij Aeschy lus en bij Euripides. De Christus-impuls en het geweten.
De missie van de kunst
Berlijn 12 mei 1910 — 173
Goethe en Wagner over de missie van de kunst. Begin van de westerse dichtkunst bij Homerus: nawerking van het helderziende bewustzijn. Ontstaan van de fantasie. In het Oosten ontwikkeling van de beeldende metafoor, in het Westen van de bezielde hymne. Het samenvloeien van beide elementen in het Griekse drama (Aeschylus). De steeds verdergaande manifestatie van het ik bij Dante, Shakespeare, Goethe. De missie van de kunst.
Nawoord en aantekeningen
Nawoord (Ineke van der Duyn Schouten) — 203
Aantekeningen bij Metamorfosen van de ziel — 233
Aantekeningen bij het nawoord — 249
Aanvullende literatuur — 250
Levensoverzicht — 253
Rudolf Steiner / Werken en voordrachten — 257
9
In zeven voordrachten gehouden in 1909-1910 beschrijft Steiner de ontwikkeling van de ziel. De thema’s die hij behandelt, zijn: boosheid, waarheid, eerbied, karakter, egoïsme, geweten en kunst (dichtkunst). Door je als mens op deze gebieden te scholen, kan de ziel zich op diverse lagen ontwikkelen (gewaarwordingsziel, verstandsziel en uiteindelijk bewustzijnsziel) en handelt de mens niet meer alleen vanuit drift of hartstocht. Bijvoorbeeld: zonder boosheid is er geen liefde, maar zonder liefde ook geen boosheid; als wij het leven met open ogen bezien (zonder egoïsme), kunnen wij de waarheid vinden.
De thema’s worden toegelicht aan de hand van de geschiedenis, de mythologie en de literatuur (Socrates, Goethe).
Het boek bevat een inhoudsopgave, een nawoord waarin vanuit biografisch oogpunt een toelichting wordt gegeven en aantekeningen bij de tekst. Enige kennis van het antroposofisch gedachtegoed kan het lezen vergemakkelijken.
J.C. Brouwer
Help mee het bereik en de betekenis van het werk van Rudolf Steiner te vergroten.
Laat u met de periodieke berichtenservice informeren over onze uitgaven en activiteiten.
Wij weten ons verantwoordelijk voor de manier waarop onze uitgaven geproduceerd worden.