Zo doet de aarde zich kennen als een levend organisme, waarachter geestelijke wezens schuilgaan – niet alleen de verschillende natuurgeesten, maar ook aartsengelwezens. Ter introductie of om het geheugen weer op te frissen volgt hieronder een tekstgedeelte uit het persoonlijke en stimulerende nawoord van Jan Diek van Mansvelt.
De aartsengelen
Een hoofdthema van deze voordrachten kan ons ongebruikelijk lijken. Voor zover we al iets met jaarfeesten hebben, denken we daarbij niet meteen aan aartsengelen. Maar het zijn de vier aartsengelen Gabriël, Rafaël, Uriël en Michaël, die de vier grote jaarfeesten onder hun hoede hebben en ons aansporen de hierboven geschetste ontwikkeling die tot een vrije verbinding van de mens met de aarde leidt, voortdurend te gaan. Gezien vanuit de werking van de vier aartsengelen ziet het proces van inperking, bevrijding en vrijheid er als volgt uit:
Gabriël: beperking, samenballing in het aardse bestaan (Kerstmis, geboorte)
Rafaël: verbinding met leef- en sterfprocessen op aarde (Pasen, dood en opstanding)
Uriël: vrijmaken van het oude in ons (SintJan, inspiratie door de Heilige Geest)
Michaël: vrij zijn om het nieuwe te beginnen (Michaël, schepping vanuit intuïtie)
Deze vier fasen kun je zien als incarnatiestappen, of anders gezegd, als manieren om iets op aarde tot stand te brengen, om jezelf hier beneden wezenlijk te aarden. In zijn Kerngedachten van de antroposofie – met als ondertitel ‘Wat Michaël wil’ – beschrijft Steiner al in het begin de vier werkelijkheidslagen: stoffelijke wereld, levende wereld, bezielde wereld en wezenlijke of ik-wereld (Kerngedachten 6-12).
Later spreekt hij over vier fasen die in alle scheppingsprocessen te onderscheiden zijn in termen van wezen, openbaring, werking en werk (in de zin van werkstuk). De stoffelijke wereld is het werkstuk, de levende wereld is die van de werkingen, de bezielde wereld die van de openbaringen en de ik-wereld die waarin de wezens puur als wezen aanwezig zijn.
De voordrachten over de jaarfeesten nodigen ons uit om in de opeenvolgende jaargetijden deze vier werkelijkheidslagen te herkennen. Gabriël zorgt voor het op aarde komen van onze lichamelijkheid, en is hiermee verwant aan de Griekse maangodin Hekate. Rafaël wekt ons bewustzijn door ons de sterfelijkheid van ons lichaam te laten ervaren en daarmee ook de opstandingskracht van ons zielewezen. Uriël doet de oproep om ons van ons ik als meester van onze ziel bewust te worden: zelfbewustzijn wekkend. Michaël moedigt ons vervolgens aan om ons vanuit dat oerspirituele ikbewustzijn in de aardse stoffelijkheid te begeven door in de stof te werken.
Als je je het beeld van de vier jaargetijden in een heldere voorstelling voor ogen roept, kan de imaginatie in je ontstaan waaraan Steiner in deze voordrachten voortdurend refereert. Als je die imaginatie op je in laat werken, kun je beleven dat de vier jaargetijden samen een kruis vormen: horizontaal lente (links) tegenover herfst (rechts) en verticaal zomer (boven) tegenover winter (onder). En dan zie je meteen dat je daarmee ook de plaats van Christus in het jaarverloop voor ogen hebt. Christus die de dood overwon, de Heer van de elementen, Hij die het leven op en met de aarde zin geeft. Michaël heeft de taak om ons daarvan als zelfbewuste mensen bewust te laten worden.
Ons daarvan bewust te willen worden, vraagt een offer van ons, omdat we daarmee onze medeverantwoordelijkheid voor de toekomst van de aarde accepteren.