In een Nederlandse vertaling verschijnen dit najaar voordrachten van Rudolf Steiner uit 1910 over het Bijbelse scheppingsverhaal. Hij hield deze in München in aansluiting op de eerste opvoering van het mysteriedrama De poort van de inwijding. Feike Weeda tekende voor het nawoord, Tineke Croese voor de vertaling. Ik spreek voor de Nieuwsbrief met Tineke Croese en vraag naar haar ervaringen bij het vertalen en naar de inhoud van deze reeks van tien voordrachten.
Steiner spreekt in deze voordrachten alleen over het begin van het Oude Testament, de eerste twee hoofdstukken van Genesis. Daarin wordt verhaald over de schepping van hemel en aarde, hoe God de wereld schiep in zeven dagen. De vraag is hoe je dat verhaal van die scheppingsdaad in de huidige tijd met je verstand kunt begrijpen. Is het überhaupt wel te begrijpen of moet je het eigenlijk als een fantasieverhaal beschouwen? Steiner loopt de tekst nauwgezet na en legt uit dat die zeer precies het ontstaansproces weergeeft. Hij gaat daarbij uitgebreid in op de oorspronkelijke Hebreeuwse taal waarin Genesis is geschreven.
Oerklanken en de Hebreeuwse taal
Vertaler Tineke Croese begon zich via het werk van schrijfster Carry van Bruggen te interesseren voor de joodse cultuur en spiritualiteit. Ze ontdekte dat die spiritualiteit hier en daar verrassende raakpunten heeft met de antroposofie. Het was voor haar heel bijzonder om mee te werken aan de vertaling van juist deze voordrachten over het Bijbelse scheppingsverhaal.
Ik vraag Tineke wat zij het meest opmerkelijke aan deze voordrachten vindt. Ze vertelt dat Steiner Genesis leest vanuit het evolutieproces dat hij beschrijft in De wetenschap van de geheimen der ziel en het daar ook mee verbindt. Dat was een eye-opener – zulke verbanden kun je niet leggen als je niet over de geestelijke ervaringen van Steiner beschikt. Een half jaar vóór deze voordrachten is Steiners boek De wetenschap van de geheimen der ziel uitgekomen. Hij trakteert nu zijn toehoorders, die ook de première van zijn eerste mysteriedrama hebben meegemaakt, op een blik op Genesis die diepliggende lagen ervan belicht.
Volgens Steiner is het een geluk dat Genesis is overgeleverd in de Hebreeuwse taal. De klanken van deze taal en de lettertekens waarin ze gevat zijn, hebben nog veel bewaard van de krachten die vanuit de kosmos scheppend inwerken op mens en wereld. Zo opent Genesis in het Hebreeuws met de woorden beresjiet bara elohim…: het bekende ‘In het begin schiepen de Elohim…’ Steiner weet duidelijk te maken welke scheppende krachten of kwaliteiten achter de klanken van deze woorden schuilgaan. Hij laat zien dat de klanken van het woord beresjiet al aangeven dat er een begin wordt gemaakt met het scheppingsproces: er is sprake van een omhulling (de b-klank) van waaruit geestelijke wezens naar buiten kijken (de r-klank). Die geestelijke wezens, de Elohim, verlangen ernaar zich naar buiten toe te openbaren (de sj-klank). Deze bijzondere visie op de kwaliteit van klank is volgens Tineke overigens ook in de joodse esoterie terug te vinden.
Elohim en Jahweh
Een ander punt dat Tineke opviel aan deze voordrachten is de manier waarop Steiner de Elohim en Jahweh benadert. Op andere plaatsen, zoals in zijn evangelievoordrachten, heeft hij het ook wel over de Elohim en Jahweh, maar niet zo duidelijk op deze manier. Steiner spreekt over de zeven Elohim als de wezens die de schepping bewerkstelligen, waarbij ze elk hun eigen inbreng hebben in het geheel. Dat is het geval bij het scheppingsproces van de wereld, bij de schepping van de mens gaat het anders. Vlak voor de schepping van de mens bereiken de Elohim een nieuwe fase in hun gezamenlijke ontwikkelingsproces. Zij worden van een groep waarin elk zijn eigen kwaliteiten heeft, een eenheid. Die eenheid van Elohim noemt Steiner Jahweh-Elohim, en deze Jahweh-Elohim is het goddelijk wezen dat de mens schept.
In de meeste Bijbelvertalingen wordt Elohim weergegeven met God en Jahweh met de Heer of de Here God. In het eerste hoofdstuk van Genesis is sprake van de Elohim, wat in de gewone vertalingen niet als meervoud, maar als enkelvoud wordt weergegeven: God. In het tweede hoofdstuk is sprake van Jahweh, die de mens schept: de Here God. Elohim wordt Jahweh. Moderne Bijbelexegeten zeggen dan dat je in deze twee hoofdstukken, vanwege die verschillen, een tekst hebt die teruggaat op twee verschillende auteurs. De auteur van het eerste hoofdstuk wordt de elohist genoemd, die van het tweede de jahwist. Steiner veegt de vloer aan met deze visie.
Steiner behandelt dus alleen de eerste twee hoofdstukken van Genesis. Hij laat zien op welke manier de fysieke aarde ontstaan is uit het geestelijke.
Vertalen is scheppen
Ik vraag Tineke naar haar ervaring bij het vertalen, wanneer is zij ermee begonnen? Ze vertelt dat zij van oktober 2015 tot juni 2016 aan de vertaling heeft gewerkt. Natuurlijk niet fulltime en ook niet elke dag. Zij kan hooguit vier tot zes uur per dag de benodigde concentratie ervoor opbrengen. Vervolgens is het redacteur Frans van Bussel die met haar daarover in gesprek gaat, om haar vertaling aan te scherpen. Aufsteigen bijvoorbeeld, is dat opstijgen of opklimmen? Dat woord gebruikt Steiner wanneer hij spreekt over de elementen: naast aarde, water, lucht en warmte zijn er ook de ijlere elementen lichtether, klankether en levensether. Het is een ‘klimmende reeks’, zou je kunnen zeggen. Aufsteigen vertaal je dan ook met ‘opklimmen’, en niet met ‘opstijgen’ – opstijgen is een gebeuren dat zich in het element lucht afspeelt. De schepping van de elementen vindt niet in het luchtelement plaats, dat zou niet kunnen, je moet je die veel abstracter voorstellen. Zulke subtiliteiten komen eruit in het redactieproces. Als vertaler word je je door dit redactieproces nog beter bewust van de fijne nuances van taal. Dat is verrijkend, en vooral: zo ontstaat de betere versie.
Vertalen is ook scheppen. Je moet je duidelijk voor de geest kunnen halen welke beelden Steiner schetst bij het scheppingsproces, bij de evolutie, om die ten slotte in goed Nederlands weer te geven. Het vertalen zelf is een scheppingsproces. Taal en scheppen komen bij het vertalen heel dicht bij elkaar. En taal en scheppen, dat is nou net een van de onderwerpen van de voordrachten over het Bijbelse scheppingsverhaal.
Het geestelijke is het eerste
In Steiners benadering van het Bijbelse scheppingsverhaal is het geestelijke er het eerst, daarna komt het fysieke. De mens staat in geestelijke zin vooraan in de evolutie. Steiner legt uit hoe dat precies zit, want in het Bijbelse scheppingsverhaal verschijnt de mens toch pas op het laatst, op de zesde scheppingsdag? Dat is belangrijk om in te zien, want pas dan kun je je eigen oorsprong als mens begrijpen.
Bij het schrijven van zijn boek De wetenschap van de geheimen der ziel heeft Steiner bij het hoofdstuk over de evolutie van de wereld, waarin hij oude fasen in de ontwikkeling beschrijft, de Bijbel er bewust buiten gehouden. In de voordrachten over het Bijbelse scheppingsverhaal brengt hij wel expliciet de verbinding tot stand tussen De wetenschap van de geheimen der ziel en Genesis en onthult hij de geheimen achter de woorden van Genesis.
Het was aanvankelijk de bedoeling van Steiner dat acteur Max Gümbel Seiling een deel van Genesis in een recitatie tot klinken zou brengen. Maar daarvan moest hij afzien. Het probleem was dat er na de voordrachten een kloof was ontstaan tussen de gangbare vertalingen en wat Steiner als de werkelijke inhoud van Genesis naar voren had gebracht. Steiner zag geen kans om op korte termijn met een eigen vertaling te komen die wél bij zijn voordrachten aansloot. Ook later is het er niet meer van gekomen. Maar de voordrachten zijn er nog.