menu

Search
Close this search box.

De biografie van wat we eten – over Menswaardige voeding

Het bijzondere aan de antroposofische voedingsleer is dat ze, door attent te maken op het bestaan van etherkracht, ons de kennis van die levende verbanden als het ware komt ‘terugbrengen’.
Petra Essink
Loading...

Steun ons

Berichtenservice

Het boek Menswaardige voeding is een nieuwe loot aan de reeks Werken en voordrachten. Petra Essink, voedingsdeskundige, verzorgt het nawoord en brengt daarin haar persoonlijke ervaringen en dilemma’s rond het thema duurzame en menswaardige voeding onder woorden.

Toen ik in 1989 als vierdejaars student Voeding aan de Landbouw Universiteit van Wageningen, op hartstochtelijk aanraden van een familielid, mijn eerste boek van Rudolf Steiner las, was ik diep geraakt. In die zin dat de inhoud me tegelijkertijd enorm enthousiasmeerde maar ook flink shockeerde. Het boek ging over natuurwezens. Ik ervoer een grote weerstand bij het appèl dat het aan mij deed om het bestaan van elfen, nimfen en gnomen, die ik alleen kende uit sprookjes, serieus te nemen. Toch kon ik het boek niet wegleggen. Tijdens het lezen van de laatste hoofdstukken kreeg een grote opgetogenheid de overhand. Wat als… dit allemaal écht waar was?

Toen ik het boek uit had was mijn leven voorgoed veranderd, al besefte ik dat toen nog niet. Intussen weet ik dat het de grootse, tot dan toe voor mij onvermoede, verbanden waren die tussen de natuurrijken en het heelal blootgelegd werden, die me zo diep raakten. Planten, dieren, mensen, aarde, zon, maan en sterren, werkelijk alles, dus ook mijn persoon en mijn leven, kregen opeens een zinvolle en richtinggevende eigen rol in het grote geheel van een doelgerichte aarde- en mensheidsontwikkeling. Werkelijk álles doet mee als je vanuit het antroposofische mens- en wereldbeeld kijkt. Ook ‘zaken’ die ik niet kan zien, zoals engelen en natuurwezens, hebben hun taak in die complexe totaliteit. Dit besef maakte mijn werkelijkheid er niet eenvoudiger op, maar wel interessanter!

Enthousiasme

De vraag van de redactie van de Rudolf Steiner Vertalingen om het nawoord bij deze uitgave te schrijven, kwam me in eerste instantie voor als nogal hoog gegrepen. Hoe kan iemand als ik, die geen directe toegang heeft tot ‘de waarheid achter de materie’, nu iets zinvols zeggen over deze – voor mij deels gewoon onbegrijpelijke – voordrachten over voeding van Rudolf Steiner? Ik deelde deze twijfel met de redactie en kreeg het volgende antwoord: ‘Voeding is een eminent moeilijk onderwerp bij Steiner. Ook omdat hij dit niet systematisch heeft uitgewerkt. Mensen hebben zich er al op stukgebeten in het verleden. Je zou graag willen dat iemand eens allemaal duidelijk uitlegt hoe het eigenlijk zit. Maar dat is natuurlijk een onvervulbare wens. Dat moet je ook niet willen. Daarom aan jou de volgende vraag. Schrijf persoonlijk over wat jij met voeding hebt en wat jij ervan begrepen hebt.

En welke rol Steiner daarin speelt.’

Deze woorden gaven ruimte, lucht en moed om over mijn persoonlijke relatie met voeding, de biodynamische landbouw en de onlosmakelijk daaraan verbonden antroposofische voedingsleer te vertellen. Én om mijn enthousiasme te delen over hetgeen ik ervan begrepen heb, evenals een paar van de vele vragen die ik erover heb.

Voeding leeft

Niet alleen was mijn leven voorgoed veranderd. Ook mijn voeding onderging een metamorfose na de kennismaking met de biodynamische landbouw en de antroposofische voedingsleer, hoewel ik zeker niet direct anders ging eten of koken. Mijn eten bestond niet langer uitsluitend uit een productspecifieke combinatie van koolhydraten, vetten, eiwitten, vitaminen en mineralen. Nee, het was veel meer dan dat: wat op mijn bord lag begon te leven! Want de voedingsplanten en dieren die ik at hadden, net als ik, een levensverhaal. Ik ontdekte dat het in veel gevallen een verhaal van stress was, van opgejaagdheid en uitmelking, onder andere door het gebruik van chemicaliën. Maar gelukkig, het kon dus anders. Er bestonden biologische en biodynamische boeren en boerinnen die hun grond, gewassen, dieren en het landschap een biografie schonken waarin rust, respect, liefde en dankbaarheid verweven zat.

Beetje bij beetje begon ik te vermoeden dat de soort van verzorging en de manier van groeien doorwerkte in de voedingskwaliteit. Na een wetenschappelijke studie van vijf jaar die voornamelijk ging over de inhoudsstoffen van voeding, kwam ik voor mijzelf tot de conclusie dat er, naast de inhoudsstoffen, nóg iets belangrijks schuilging in mijn voeding. Namelijk: levenskracht, in antroposofische vaktaal etherkracht genoemd. Een vitaliteitslaag die een levende samenhang aanbrengt tussen de materiële voedingscomponenten, en die onze voedingsgewassen en landbouwhuisdieren vormgeeft en doet groeien. En als het even kan slepen die etherkrachten ze ook nog eens door ziekteprocessen en barre weersomstandigheden heen.

En niet alleen mijn voeding bevatte etherkracht. Ook ikzelf bleek een etherlichaam (energielichaam) te hebben. En ik kwam erachter dat dit etherlichaam, ook wel ‘de grote heler’ genoemd, ook gevoed moest worden, en wel met ‘gehelen’. ‘Hij’ doet het niet met alleen maar losse stofjes en ook niet met al te veel bewerkte en uit elkaar getrokken voeding zoals, om maar iets te noemen, magere gehomogeniseerde en gepasteuriseerde melk. Nee, dit etherlichaam heeft met levenskracht gevulde ‘gehelen’, wholefood dus, nodig om op te kauwen en sterker van te worden.

Een praktisch gevolg van al die ontdekkingen was dat ik vanaf mijn eenentwintigste mijn biologische boodschappen begon te doen in natuurvoedingswinkels. Iets verder in de tijd volgde ik een opleiding over natuurvoedingskunde aan de Kraaybeekerhof Academie te Driebergen en zevenentwintig jaar later schreef ik samen met Paul Doesburg een boek over het belang van het erkennen en verzorgen van die bijzondere vitaliteit van onze voeding. Een boek met de titel Barstensvol Leven, een pleidooi voor vitale voeding.

Ontwikkeling voedingswetenschap

Hoewel Steiner de waarde en functie van de aan de Verlichting ontsproten natuurwetenschap heel goed zag, was hij er zeer kritisch over. Hij zegt bijvoorbeeld: ‘De materiële wetenschap kent de materie niet omdat men de materie pas leert kennen wanneer men weet hoe de geest erin werkt.’ En die geest vind je volgens Steiner in ieder geval niet door een microscoop te gebruiken, daarin is hij op een humoristische manier stellig: ‘Een microscoop zou je net zo goed een nulloscoop kunnen noemen,’ zegt hij, ‘omdat je, door zo sterk in te zoomen, je afsluit voor het grote geheel van de natuur.’ En even verderop vat hij samen: ‘De vergrote waarheid is geen waarheid meer, het is een schijnbeeld.’

Voedingswetenschappers hebben in de afgelopen eeuw, in de traditie van het Verlichtingsdenken, in toenemende mate ingezoomd op de samenstellende stoffen, de koolhydraten, eiwitten, vetten, vitaminen, mineralen en allerlei secundaire voedingsstoffen van onze voeding. Die detaillistische aanpak heeft bijzonder veel waardevolle kennis opgeleverd, die ons op weg heeft geholpen naar een veilige warenwet inclusief etiketteringplicht. We weten nu tenminste wat er in ons eten zit. Maar met het convergeren van de blik tot in dat piepkleine zijn we zo verdiept geraakt in het ontleden, dat we de grotere levende verbanden niet meer helder kunnen zien. Het bijzondere aan de antroposofische voedingsleer is dat ze, door attent te maken op het bestaan van etherkracht, ons de kennis van die levende verbanden als het ware komt ‘terugbrengen’.

Wat als…

Ondanks het mysterieuze karakter van een groot aantal van zijn beweringen over voeding, laat Rudolf Steiner voor mij vaak een verrassend nieuw licht vallen op actuele ontwikkelingen en dilemma’s op het gebied van voedselproductie en -consumptie.

De opzet van mijn nawoord is dat ik een paar van zijn uitspraken uit de voordrachten haal om die te koppelen aan een actueel aan voedsel gerelateerd thema. Ik hoop dat dit nawoord een uitnodiging mag zijn om Steiners bijzondere beweringen over voeding in dit boek met open hart en vizier tegemoet te treden in de zin van: wat als het écht waar is dat… Zelfs al moppert een deel van jou hoofdschuddend: wat moet ik hier nu toch mee?