Spreuk en ervaring verdiepen elkaar
‘Zoals velen op die leeftijd zocht ik rond mijn veertiende naar verdieping. De antroposofie trok mij aan, maar het lezen van het werk van Steiner was voor mij een worsteling. Dat gold ook voor de Weekspreuken, die ik ergens in de jaren negentig voor het eerst probeerde te begrijpen. Vanaf het moment dat ik was verbonden aan Motief – eerst als freelance journalist en vanaf 2005 als eindredacteur –, viel mijn werk met mijn eigen zoektocht samen.
Mijn verbinding met de antroposofie groeide en werd gevoed door de interviews en gesprekken die ik voor Motief voerde; mijn verbinding met de weekspreuken verdiepte zich toen ik een maandelijkse column over weekspreuken had: Bezieling. Langzamerhand merkte ik toen hoe de weekspreuken een raster vormden dat ik over mijn ervaringen in het leven kon leggen. Zo kreeg ik toegang tot de spreuken. Vaak ging het zo dat ik een maand lang met een spreuk rondliep. De tekst kwam mij dan eerst hermetisch voor, maar ergens in die maand kwam er altijd wel een moment waarop een alledaagse gebeurtenis of ervaring de sleutel werd tot de spreuk:
“Dit bedoelde Steiner er dus mee!” Als voorbeeld noem ik Weekspreuk 25, begin september [in de vertaling van W. Nauta, redactie]:
Ik mag mijzelf nu toebehoren en stralend innerlijk licht verbreiden in de duisternis van ruimte en van tijd.
De natuur van mijn wezen dwingt tot slapen,
de zielendiepten moeten waken, en wakend de gloed van de zon in het koude rijzen van de winter dragen.
Ik ben natuurlijk niet de enige die vaak een grote machteloosheid ervaart tegenover de gebeurtenissen in de wereld. In de nazomer van 2014 werd ik diep geraakt door de situatie van de Yezidi’s, die in Irak een berg op waren gejaagd. Daardoor begreep ik die spreuk en verdiepte zich mijn begrip van wat zich daarin uitdrukt.’
Ingrid Gouda Quint, (64 jaar, Opheusden)
Mensenziel en wereldwijdten
‘Via mijn antroposofische huisarts kwam ik met de weekspreuken in aanraking. Ik had geen idee van de structuur die Rudolf Steiner erin heeft aangebracht en las zo nu en dan een spreuk, totdat ik in de bibliotheek het boek Het ritmisch samenspel van mensenziel en wereldwijdten tegenkwam. Dit boek van Johan Theissen heeft mij diep geraakt. Na het lezen van dit boek besefte ik dat ik de weekspreuken als het ware als een blinde had gelezen. Nu begon ik te zien hoe de spreuken ritmisch door het jaar en de seizoenen heen weven en welke kosmische werkzaamheid zich in de spreuken uitdrukt.
In het bijzonder raakt mij de tegenstelling tussen zomer en winter, licht en donker. De ervaring van die tegenstellingen in mijzelf en in de wereld worden verdiept door het leven met die spreuken. Zo kun je door de weekspreuken dieper in jezelf komen en tegelijkertijd dieper doordringen in de wereld, in de kosmos. Iedere spreuk biedt een klein stukje wijsheid, samen ‘weven’ de spreuken in de kosmos en in jezelf, in mensenziel en wereldwijdten.
De titel Het ritmisch samenspel van mensenziel en wereldwijdten sprak mij direct aan en de inhoud heeft mij niet meer losgelaten. Dit boek heeft de weekspreuken voor mij toegankelijk gemaakt. Tegelijkertijd is het eigenlijk een zeer ontoegankelijk boek. Ik bewerk het nu tot een werkboek, Werken met de Spreuken, in de hoop de weekspreuken zo, op mijn beurt, voor meer mensen toegankelijk te maken.’
Trudy Veeken-Zoon (65 jaar, Haarlem)
Weekspreuken en kentheorie
‘Toen ik een tijdje aan het priesterseminarie in Stuttgart studeerde kwamen de weekspreuken daar zo af en toe langs. Ik kocht daar een Duitse uitgave, waarin de spreuken gespiegeld naast elkaar staan: de eerste spreuk naast de laatste, de tweede naast de een-nalaatste, enzovoort. In die uitgave gaat Michael Debus in een nawoord op die spiegeling in en op de verbanden met het jaarverloop en de jaarfeesten. Michael Debus gaf daar aan het seminarie een cursus over Steiners kennistheorie, en gebruikte daarbij bepaalde spreuken voor de opening en sluiting. Die combinatie van filosofie en kennistheorie met de weekspreuken maakte mij nieuwsgierig.
Denken en waarnemen zijn de twee pijlers van Steiners kentheorie. Hoe die twee pijlers elkaar nodig hebben om tot de werkelijkheid door te kunnen dringen, drukt zich uit in twee spiegelspreuken (weekspreuk 20 en weekspreuk 33). Spreuk 33 verwoordt wat de mens denkend voor de wereld betekent: hij brengt de veelheid aan verschijnselen denkend samen in zijn ziel. In de spiegelspreuk in augustus komt dan de betekenis van het waarnemen als verbinding met de wereld tot uitdrukking.
Door de spreuken in het jaarverloop te volgen ga je de beweging tussen ik en wereld ook in de seizoenen ervaren, het uitvloeien en tot jezelf komen. In de zomer heb ik de ervaring van een opgaan in de wereld. In de winter zit ik lekker binnen, daar kan ik me meer comfortabel in mezelf terugtrekken. Dat meebewegen met de seizoenen had ik, terugkijkend, veel minder in de tijd dat ik me niet zo met de weekspreuken bezighield. Bijvoorbeeld tijdens mijn studie aan de universiteit, daar kwam ik wat meer los te staan van het jaarverloop, en dat maakte mijn tijdsbesef veel abstracter, veel minder levendig.’
Jesse Mulder (33 jaar, Driebergen)