Aan het begin van onze kosmische evolutie staat geen Big Bang, maar een door goddelijke wezens uit liefde gebracht offer. Alle materie, alle daarin en daarmee levende schepselen danken hun bestaan aan dit offer.

De materie maakt een verdichting door van warmte tot vaste stof, de schepselen die daarbij betrokken zijn, de mensen, raken daardoor gaandeweg los van hun Schepper. Ze worden vrij, dat wil zeggen, ze kunnen zich tegenover hun Schepper opstellen, ze kunnen in Hem geloven, ze kunnen Hem ontkennen, ze kunnen zichzelf als het middelpunt van de schepping gaan beleven. De wereld waarvan ze deel uitmaken, is weliswaar een afspiegeling van de goddelijke wereld waaruit zij zijn ontstaan, maar is in zijn minerale toestand van de Schepper afgesnoerd.

Alles op aarde vervalt aan de dood, de enige werkelijkheid op aarde. Dan daalt echter Christus, het hoge zonnewezen, af, maakt door zijn opstanding uit de dood de afsnoering ongedaan en geeft de mens de mogelijkheid de verbinding met zijn goddelijke oorsprong te herstellen.

Met een nawoord van Hans Peter van Manen.

Uitvoering Wissen

Extra informatie

Gesamtausgabe

Druk

3

ISBN

9789082999853

Uitvoering

,

Pagina's

128

Voor-/nawoord

Jaartal

Vertaling

Vormgeving

Eerste voordracht – Berlijn 31 oktober 1911 — 11

Het voortwerken van de Saturnus-, zonne- en maantijd in de huidige tijd. De aanblik van de oude Saturnus. Christusbegrip of antroposofi e als noodzakelijke steun voor het verdragen van de verschrikkelijke leegte van Saturnus. De Geesten van de Wil als uit moed bestaande wezens in de golvende geestzee. De tijd- en ruimteloosheid van Saturnus. Het opglanzen van de wijsheid van de Cherubijnen, aan wie de Geesten van de Wil hun wezen off eren. Het ontstaan van de tijd. Warmte als resultaat van dit offer. De voor de Cherubijnen in overgave knielende Geesten van de Wil, hun warmte off erend.

Tweede voordracht – 7 november 1911 — 25

Warmte als fysieke uitdrukking van off erzaligheid. Lucht en licht als uiterlijke openbaring van de Geesten van de Wijsheid. Aartsengelen, die de gaven van de Geesten van de Wijsheid terugstralen in de vorm van licht. Het ontstaan van de ruimte uit de tijd. De aartsengelen als bewaarders van het vroegere. Het op aarde brengen van al deze krachten door Christus. Het laatste Avondmaal van Leonardo da Vinci.

Derde voordracht – 14 november 1911 — 42

De realiteit van de warmte als off er, en van de lucht als schenkende deugd. Resignatie als geestelijke deugd: het niet aannemen door een deel van de Cherubijnen van het off er van de Geesten van de Wil. Ontstaan van een wolkenring in het middendeel van de zon. Het verwerven van de tijdloosheid door de resignerende Cherubijnen. Het ontstaan van het water door hun resignatie. Het oppakken van de afgewezen off ersubstantie door de luciferische wezens en de daardoor ontstane weerstand, het boze. Het laatste Avondmaal van Leonardo da Vinci.

Vierde voordracht – 21 november 1911 — 60

Het ontstaan van het verlangen in de Geesten van de Wil, wier off er door de Cherubijnen niet wordt aangenomen. Het opfl itsen van het zelfgevoel door de teruggehouden wil. Het optreden van de Geesten van de Beweging, die verandering in het heelal teweegbrengen. Het stillen van het verlangen van de Geesten van de Wil door de wisselende beelden die hun worden voorgehouden. Het opstijgen van ditzelfde verlangen uit ons onderbewuste en de bevrediging ervan door de geesteswetenschap. Heinrich von Kleist.

Vijfde voordracht – 5 december 1911 — 77

Het vinden van het waarheid achter de wereldverschijnselen door de blik op onze eigen zielseigenschappen. Verwondering en voldoening. Het melancholieke karakter van de oude maan. De dood als het afgesnoerd worden van een kosmische substantie van haar eigenlijke zin, als het enige waarachtige in de wereld van maya. De schijnbare dood bij mineralen, planten en dieren. De ontwikkeling van het ik-bewustzijn in relatie tot de dood. De overwinning van de dood door Christus als ware gebeurtenis in de maya. Begrip verwerven voor het mysterie van Golgotha is slechts op aarde mogelijk. Paulus voor Damascus. De helderziende ervaring van Christus vanaf deze tijd.

Nawoord (Hans Peter van Manen) —99

Aantekeningen bij Uit de schoot der goden —109

Aantekeningen bij het nawoord —119

Aanvullende literatuur —121

Levensoverzicht Rudolf Steiner — 123

Rudolf Steiner / Werken en voordrachten — 126

Een bijzondere bundel voordrachten met bovenzintuiglijke beschrijvingen van de ontstaansgeschiedenis van aarde en mensheid. In zijn ‘Wetenschap van de geheimen van de ziel’ beschreef Steiner in boekvorm al hoe onze aarde zich via grotere en kleinere kosmogenetische fasen heeft ontwikkeld vanuit geestelijke zijnstoestanden tot de huidige fysieke realiteit. Voor hem was dit een van de hoofdthema’s van de antroposofie: de subtiliteiten van het tegenwoordige bestaan zijn pas werkelijk te doorgronden als je het kosmologische verleden erbij weet te betrekken. In dit boek gaat Steiner verder. Hij spant zich tot het uiterste in om de beelden en inzichten vanuit zijn geestelijk schouwen met buitengewoon veel gevoel en kleur voor ons in woorden te schilderen. Hoge geestelijke wezens en hun scheppende daden gaan voor ons leven. Het aandachtig opnemen ervan brengt bij de met de antroposofie vertrouwde lezer al gauw een meditatieve stemming teweeg. Wie de context kent, vindt alle aanleiding tot persoonlijke verwerking van het gebodene. Het is een van Steiners moeilijkere voordrachtenseries, in een goede eigentijdse vertaling. In een nawoord plaatst Hans Peter van Manen de voordrachten in de context van Steiners tijd; hij doet dit zo zorgvuldig dat het voor de lezer tot leven kan komen.

Drs. M. Ploeger

Fragmenten en achtergrondartikelen

Loading...
De herkomst van de morele waarden is vanaf de negentiende eeuw een klemmend raadsel geworden. Vóór die tijd werd onder invloed van de godsdienst de zedewet, meer nog dan de natuurwetten, als van God afkomstig beschouwd.

Boeken rond hetzelfde thema