- Sociale toekomst
Deze voordrachten over maatschappelijke ontwikkeling vormen een toegankelijke inleiding tot Steiners visie op het sociale leven. Steiner belicht de blinde vlekken van zowel het liberalisme als het socialisme en schetst de grondtrekken van een menswaardige samenleving. Zo pleit hij voor een associatieve economie, een nieuw rechtssysteem, vrije ontplooiing van kunst, wetenschap en religie en open internationale samenwerking.
- De kernpunten van het sociale vraagstuk
Dit boek schreef Rudolf Steiner in 1919, direct na afloop van de Eerste Wereldoorlog, in de hoop hiermee tot nieuwe gedachten over het sociale leven te inspireren. Het boek werd in Duitsland onmiddellijk een hit, en werd ook direct vertaald in het Engels en het Nederlands. Maar de herstructurering die het bepleit, kwam niet tot stand, onder meer door de tegenwerking van de vakbonden. Voor een nieuwe visie op het samenleven van mensen op grote en kleinere schaal bevat het boek echter nog altijd zeer wezenlijke gezichtspunten.
- Karma van het beroepsleven – Werken aan de toekomst
De strekking van deze spontane voordrachten over het moderne leven wordt pas gaandeweg duidelijk. De dynamiek die het tegenwoordige werkleven voortstuwt is een puur technisch-zakelijke. Deze eenzijdigheid gaat ten koste van de innerlijke behoeften van de mens en bedreigt het voortbestaan van de hele planeet. Daartegenover moet een tegenpool worden ontwikkeld. Dat is het kernthema van dit boek, waarin de humor niet ontbreekt.
- Vruchtbare landbouw op biologisch-dynamische grondslag
Het hoofdthema van dit boek ligt vanzelfsprekend op het terrein van het leven en de natuur. Steiner introduceert hier echter een kernbegrip, dat ingaat tegen de voorthollende vertechnisering van de landbouw, namelijk het begrip bedrijfsindividualiteit. Steiner bedoelt hiermee dat in de landbouw een levende samenwerking met de natuur wordt aangegaan, die door de mens bewust moet worden gezocht en verder ontwikkeld. Paradoxaal gezegd moet de mens dus het ‘dienende middelpunt’ zijn van het landbouwbedrijf. Licht daarmee echter niet een ideaal op dat tot op zekere hoogte elk werkgebied zou moeten nastreven – het leiden van menselijke en materiële processen als een dienst aan de wereld?