menu

Zoek
Sluit dit zoekvak.

Frans Lutters over ‘Verborgen geschiedenis’ en de samenhang der dingen

Door het jarenlange leraarschap ben ik getraind om door historische verhalen heen te kijken, ook al is dat soms lastig, en me af te vragen wat erachter zit. Vaak gaat het om fragmenten van een veel groter verhaal dat erachter verborgen ligt. Deze grotere historische werkelijkheid laat Steiner hier tot uitdrukking komen.
Jana Loose
Loading...

Steun ons

Berichtenservice

Al vanaf zijn middelbareschooltijd speurde Frans Lutters in de boekenkast van zijn ouders, geboeid als hij was door verhalen over mensen en gebeurtenissen die een belangrijke rol speelden in onze geschiedenis. Hij ging theologie studeren en besloot later naar de Pedagogische Academie te gaan, toen hij eenmaal wist dat hij vrijeschoolleraar wilde worden.

Veertig jaar staat hij nu al voor de klas aan de bovenbouw van de Vrijeschool Zeist, waar hij periodeonderwijs in geschiedenis en levensbeschouwing (‘oriëntatie’) geeft. Frans werkte mee aan de samenstelling van het zojuist verschenen boek ‘Verborgen geschiedenis – Open toekomst’ en schreef er in zijn nawoord een uitgebreide toelichting bij. Wij vroegen hem naar wat hem hiertoe heeft bewogen.

Frans: ‘Binnen de antroposofie is mijn eigen fascinatie voor de ontwikkeling van de mensheid en de wereld de grote drijfveer. Het duurde wel een tijd voor ik de antroposofie vond. Toen ik nog theologie studeerde, was mijn grote vraag: ‘Wat is de samenhang der dingen? Is er een diepere laag te vinden, en zo ja, is die laag aan de hand van de fenomenen goed te beschrijven?’

Krachtwerkingen

‘Ik merk dat wat er vanuit abstracte wetmatigheden wordt beweerd vaak hypothetisch is. Het mooie bij Rudolf Steiner vond ik het hele concrete aan de ene kant, en aan de andere kant de vergezichten. En dan was er ook nog een heel andere, verdiepende laag. Daarover sprak professor Lievegoed bij de openingsvoordracht van het studiejaar aan de Pedagogische Academie. Hij vertelde dat je jezelf kunt voorstellen dat alle inslagen in de wereld, in de natuur en in de mens krachtwerkingen zijn van geestelijke wezens. Het besef dat ik mezelf bij zulke inslagen kan afvragen: ‘Wat is dat? Welk wezen staat daarachter?’ maakte dat dit een kantelpunt werd in mijn eigen ontwikkeling. Wat mij enorm raakte, was dat Lievegoed daarbij de namen van de christelijke hiërarchieën noemde.

In de theologie kende ik die als geloofsinhoud, maar hier was het een kennisthema. In Verborgen geschiedenis – Open toekomst is dit nu juist het achterliggende thema. In dit boek ontmoet je persoonlijkheden die zulke inslagen meemaken, en die daarbij als het ware ‘instrument’ zijn doordat de hiërarchieën door hen heen werken. Maar tegelijkertijd zijn ze ook weer niet helemaal instrument, omdat ze zelf ontwikkelingen doormaken die samenhangen met vroegere levens en verbindingen. Daarom vind ik de vertaling van de Duitse titel Okkulte Geschichte in Verborgen geschiedenis interessant en terecht. ‘Occult’ kan namelijk de connotatie hebben van een geheim, van een sleutel die je niet kunt vinden, van iets waarvoor je ingewijd moet zijn. Terwijl het juist zo is dat Steiner je binnen in die verborgen laag brengt.’

Een bepaalde lichtheid

‘In mijn studie theologie leerde ik filosofen en theologen kennen, bijvoorbeeld Thomas van Aquino, of Franciscus van Assisi, persoonlijkheden die een bepaalde openbaring op hun manier representeren, maar waarbij een stukje innerlijke werkelijkheid verborgen blijft. Voor een jonge student die de verborgen werkelijkheid wil vinden, speelt de professor een belangrijke rol.

Veel persoonlijkheden en thema’s van de ‘verborgen geschiedenis’ vormen de achtergrond van het periodeonderwijs dat ik aan de bovenbouw van de vrijeschool geef. Zo zijn dat in de twaalfde klas Faust, in de elfde Parcival en in de tiende het Nibelungenlied. De thema’s zijn (cultuur)historisch, maar toch wend ik ze ook aan bij het levensbeschouwelijke onderwijs. Steiner zegt dat je die verhalen niet symbolisch of allegorisch vertellend moet behandelen, maar zo dat ook de historische werkelijkheid áchter die gebeurtenissen meeklinkt. De historische component is belangrijk om het verhaal te begrijpen.

Door het jarenlange leraarschap ben ik getraind om door historische verhalen heen te kijken, ook al is dat soms lastig, en me af te vragen wat erachter zit. Je hebt daarvoor een bepaalde lichtheid nodig, om zo te kunnen lezen dat je de diepere lagen die zich pas geleidelijk openbaren, kunt zien. Vaak gaat het om fragmenten van een veel groter verhaal dat erachter verborgen ligt. Deze grotere historische werkelijkheid laat Steiner in deze voordrachten tot uitdrukking komen.’

Meer een ree dan een wolf

‘Mijn ervaring is dat een 16-jarige een fundering vindt in die laag achter de werkelijkheid. Adolescenten hebben het nodig om contact te kunnen maken met individuele impulsen, zoals die van Alexander de Grote (in de tiende klas). Dat lukt vaak niet in één keer. In het reguliere onderwijs worden historische daden beschouwd als verleden tijd en afgesloten. In het vrijeschoolonderwijs is het belangrijk om die personages te leren kennen als persoonlijkheid. Ze zó te leren kennen dat je ermee bevriend wilt worden – of juist zeker weet dat je dat niet wilt. Zelf heb ik met name door de voordrachten uit Verborgen geschiedenis een belangrijke toegang tot die dimensie gevonden.

Bij de gedachte aan wedergeboorte kun je in een stemming komen die Nietzsche eens beschreef als ‘de eeuwige terugkeer van het gelijke’. Maar Steiner geeft duidelijk aan dat geschiedenis niet lineair is maar sprongen maakt, zoals een plant die knopen vormt van waaruit de groei verdergaat. Hier raken we aan het spannende thema van karma en reïncarnatie. Je kunt je afvragen of iemand ‘wortel’-, ‘blad’-, ‘bloem’- of ‘zaad’-karakter heeft. Steiner begint zijn verhaal vaak bij de eerste ‘blad’-vorming, bij het grote motief.

In Verborgen geschiedenis begint dat met Gilgamesj, die een koning is, in de stad woont en wetten uitvaardigt, en zijn vriend Enkidoe, een wezen dat nog heel dicht bij de natuur staat, een heel jong aardewezen, bijna niet te onderscheiden van de dierenwereld, maar met een enorme uitstraling, een glans. Ik denk dan meer aan een ree dan een wolf. Om een juist beeld te krijgen helpt het om er zo naar te kijken en over te spreken. Ik heb ieder jaar in mijn lessen veel kansen om die grote verhalen zo te behandelen en te verzorgen dat ik ervan kon gaan houden.

In de latere voordrachten in deze bundel worden personen slechts kort genoemd, zoals Jeanne d’Arc (15e eeuw) en Johannes Scotus (9e eeuw), van wie Steiner zegt dat in hen beiden ‘eenzelfde wezen werkt’. Maar ze worden wel zo beschreven dat je kunt gaan voelen dat door hen heen een verwante inspiratie of geestwind waait. Je kunt daarnaar luisteren als naar muziek: Scotus is een toon, Jeanne is een andere toon, maar het interval blijft tussen hen bestaan. Het karmagegeven zou je een ‘intervallen-gegeven’ kunnen noemen. Ik denk dat Steiner zelfs een heel bepaalde methodiek gebruikte door details weg te laten en personen of gebeurtenissen alleen maar te karakteriseren, te schetsen.

Een goede schets toont het karakter, dat zou een sleutel voor de lezer kunnen zijn: neem de schets serieus! Vooral in de eerste voordracht verschijnen heel veel mensen ten tonele, en je springt als lezer ook van de ene tijd naar de andere. Maar toch, als je verder leest, dan zie je dat hij hier eerst een bodem legt en veel vragen openlaat. Je kunt het zien als een oefening om actief en levendig te leren denken. Je kunt delen van de inhoud zelfs meditatief opnemen. Daardoor beginnen de voordrachten te spreken, en kan de verborgen inhoud zich openbaren.’

Sociale kracht

‘In onze tijd komt het erop aan elkaar zo te zien als Rudolf Steiner dat doet in deze cyclus. Ieder mens draagt een missie in zich, ieder mens telt. Je missie hangt samen met anderen en met de eerdergenoemde ‘bladvorming’. Dat wordt pas duidelijk als je de voorgeschiedenis doordenkt en jezelf afvraagt: Wat bezielt een mens? Welke kwaliteit brengt hij mee, in onze tijd, staande in een bepaalde positie, in samenhang met andere mensen? Zelfs het leed dat je meemaakt, hoeft niet een persoonlijk lot te zijn.

Het gaat om de samenhang tussen de individuele biografie en de actualiteit van de wereld. Als je zo naar mensen kunt kijken, juist ook nu in deze tijd van de COVID-19-crisis, gaat daarvan een geweldige sociale kracht uit. Het is een kracht die maakt dat je voor de ander een ‘verloskundige’ kunt zijn, die de ander op weg helpt naar de toekomst, als lotgenoot.’