Vanuit het perspectief van het karma zoekt Jaap van de Weg als schrijver, spreker en cursusleider naar verdiepende gezichtspunten. De titels van zijn boeken, zoals Lof der hindernissen, Achter de sluier en Levensloop-Doodsloop, verraden Jaaps zicht op een werkelijkheid achter de zichtbare wereld. De juiste man voor een gesprek over de thema’s in het allernieuwste boek van de Steiner Vertalingen.
Zijn boek Levensloop-Doodsloop bestaat uit gedichten en tekeningen die de weg beschrijven tussen dood en geboorte, en ook de voortzetting ervan tussen geboorte en dood. Dat roept de vraag op naar het begin van het leven. Jaap haalt diep adem en steekt van wal: ‘Als ik me dat probeer voor te stellen, dan zie ik dat het nooit ophoudt. Je kunt zeggen dat het leven begint bij de geboorte, en dat is in zekere zin waar. Je kunt je ook afvragen of het leven niet bij de conceptie begint – of zelfs al heel lang daarvoor.’
Tussen dood en nieuwe geboorte
Zo kun je zelfs kijken naar de situatie na de dood, die het Kamaloka genoemd wordt. ‘Daar ontstaan nieuwe kiemen vanuit vorige levens, ook daar begint het leven,’ zegt Jaap, ‘en dan is er ook nog de situatie van het zogenaamde middernachtelijk uur, vanwaar de inspiratie voor het vol gende aardeleven komt. Daar begint de ziel zich in de richting van de aarde te bewegen.
In het leven tussen dood en nieuwe geboorte ga je de geestelijke planetensferen door. Daar speelt de vraag met welke wezens je jezelf meer of minder verbindt. De ene keer zal dat meer met de ‘onder-zonnige’ planetenwezens zijn, de andere keer meer met de hogere ‘boven-zonnige’ wezens. Die verbindingen zorgen in het volgende aardeleven voor bijvoorbeeld meer diepgang, voor de moge lijkheid van een bepaald talent, of voor andere accenten. Hoe bepalend die verbindingen zijn voor het volgende leven hangt ook af van andere factoren. Bijvoorbeeld of die diepgang of dat talent tijdens het leven wordt gestimuleerd door de omgeving, of welke rol je kiest in de wereld.’
Voornemens
Tijdens het voorgeboortelijke leven neem je dus van alles mee uit hogere werelden. Dat roept de dringende vraag op of er meer te zeggen valt over de mogelijkheid om in dit leven iets daarvan te herkennen en ook over hoe je daarmee om kunt gaan. In zijn praktijk is Jaap gewend zich op dit terrein te begeven, en hij steekt dan ook meteen van wal: ‘Vanuit het hogere perspectief kun je proberen te kijken naar de voornemens die je hebt gemaakt vóór je weer naar de aarde afdaalde.
Wat heb je willen ontwikkelen, welke thema’s horen daarbij? Welke ervaringen heb je daarvoor nodig en wie kan jou die geven? In de geestelijke wereld maak je daarover afspraken met iemand en die afspraken kunnen behoorlijk dramatisch zijn. Misschien wilde je wel ‘authenticiteit’ verwerven en kreeg je vervolgens hier op aarde ouders die je niet ‘zien’. Voorgeboortelijke afspraken horen bij het hele decor, ze zijn gedetailleerd, vrij in de vorm maar dwingend. Het is dan de vraag of je de ervaring oppakt of niet. Soms lukken die afspraken gewoon niet. Maar jezelf afvragen ‘Waarom gebeurt me dit?’ brengt je al verder.’
Vanuit een hoger perspectief kijken, dat vergt iets wat niet iedereen zomaar gegeven is. Jaap wil het wel toelichten: ‘Wij, mensen van deze tijd, hebben ook geleefd in het oude Egypte. We hebben er dingen gedaan, we hebben bepaalde ontwikkelingen doorgemaakt en we zijn er gestorven. Toen hadden we een vanzelfsprekende verbinding met de diversiteit van de godenwereld. Daarna is voor ons het doek voor de geestelijke wereld gevallen en in onze volgende drie, vier of vijf levens zijn we daarin niet verder gekomen. Maar nu gaat die wereld weer open. Nu in onze cultuur, die de oude Egyptische in zekere zin weerspiegelt, kunnen we ons bewust worden van de geestelijke wereld en ons afvragen: ‘Wie of wat inspireert mij?’
Karma en ziekte
Ik zoek met mensen naar hun voorgeboortelijke voornemens met betrekking tot hun problemen en vraag hun om op een innerlijke manier naar hun problemen te kijken. Ik vraag: “Wat heb je nodig om dit uit te houden?” Zo ontdekte iemand toen dat hij een soort kracht achter zich voelde, en hij vertelde dat hij die kracht ook vanbinnen kende. Het was een wezen dat hij kon ervaren en een naam kon geven. Zo kon hij er een eigen verbinding mee maken. Het wezen van bepaalde krachten ontdekken, helpt ermee om te gaan. Ik vroeg aan iemand met anorexia welke krachten daar aan het werk zijn en hoe dat wezen eruitziet. “Het is smerig en groot,” kreeg ik te horen.’
Het ware wezen
Als je zintuigen ontwikkelt om de (helpende) geestelijke wezens waar te nemen, om hun spraak en hun werking te leren kennen, dan kunnen ze subtieler werken. Jaap geeft een voorbeeld uit zijn praktijk: ‘Sinds jaren voer ik gesprekken met een zwaar gehandicapte jongen, hij kan niet praten, nauwelijks bewegen of zijn hoofd recht houden. Hij kan zijn vingers niet bewegen, maar op zijn rolstoel heeft hij een bord met letters die hij met hulp van een begeleidster
‘Welk geheim draagt een kind met zich mee?’
kan aanwijzen. De begeleidster zelf begrijpt zijn ‘uitspraken’ niet. Bij zijn eerste bezoek vroeg ik hem wat hij van mij wilde en hij antwoordde: “Geen medelijden maar een zinvol gesprek.” Hij staat mij toe over hem te vertellen, want hij deelde mij zelf mee: “Ik heb een boodschap aan de mensen.” Ik zie in hem een groot wezen in een misvormd lichaam.
Al meteen bij de geboorte toont zich iets van de constitutie van een kind. Dan kun je een vermoeden krijgen van hoe het kind al bepaalde trekken uit een vorig leven heeft meegebracht. Wanneer je zelf een vermoeden hebt van wat je ooit aan relaties of als kiem van je ziekte in een eerder leven hebt aangelegd, dan kun je benieuwd worden naar hoe de ervaringen die je nu daardoor beleeft, jou dichter bij je levensdoel kunnen brengen.
Bij ieder nieuw kind dat geboren wordt, moet je dan ook de vraag stellen: “Wie ben jij, hoe kan ik proeven wat jij hier komt doen? Wat hebben wij samen afgesproken? Wat vraag je aan mij?” Dat is ook het thema van de kinderbespreking op scholen. Je vraagt je af hoe je kinderen kunt helpen. Wat zie je oprijzen in de gedragingen van een kind? Je moet de vraag stellen: “Is dit zijn wezen of is het een verschijningsvorm?” Daarvoor moet je het geheim van de ‘dubbel ganger’ onder ogen zien.
Hoe herken je het wezenlijke thema dat het kind als erfenis uit het verleden meenam? Hoe help je het om het oude karma vanuit een vrij ik om te vormen? Niet door de dubbelganger te versterken, maar het ik. Door respect te hebben voor het wezen en alles te accepteren wat zich meldt, omdat het bij het voornemen hoort. Dat heeft allemaal te maken met het geheim dat zich wil verwerkelijken, het geheim van wat er ontstaat en wat overwonnen wil worden.’