Leeswijzer Reïncarnatie

Op grond van zijn spirituele onderzoek was reïncarnatie voor Rudolf Steiner een realiteit. Een aanwijzing daarvoor is dat elk mens met zeer verschillende vaardigheden en gebreken ter wereld komt. Terwijl elke diersoort een in hoofdzaken gelijksoortig leven leidt, doorlopen mensen volstrekt individuele levenswegen. Ieder mens heeft een ‘biografie’, die niet uit nature and nurture, dus uit erfelijkheid, opvoeding en milieu, te verklaren is. We herkennen bij onszelf en anderen levensmotieven of -thema’s. Geluk is wanneer we die verwerkelijken. Maar ieder kent, vooral op latere leeftijd, het besef van unfinished business. Onmiddellijk verweven met de opvatting van reïncarnatie is dan ook het begrip ‘karma’. Mijn nalatigheden en mijn zelfoverwinningen in dit leven vormen mijn ‘rugzak’ voor het volgende leven.

Hieronder volgen allereerst Steiners uiteenzettingen over het proces van reïncarnatie in volgorde van toegankelijkheid.

 

  • Uit de sterren – De lange weg naar een nieuwe geboorte

Reïncarnatie voelt voor steeds meer mensen als een realiteit. Maar hoe het werkt en wat er eigenlijk gebeurt tussen twee levens in, blijft in het algemeen volslagen duister. Steiners antwoord op die vragen leidt tot een grandioze schildering van onze reis door de kosmos tussen twee levens in.

 

  • De bovenzinnelijke mens – Het leven na de dood

Dezelfde thematiek behandelde Rudolf Steiner in vijf voordrachten die hij in 1923 in Den Haag hield, maar fundamenteler en met andere accenten, zoals de samenwerking tussen verwante zielen bij het voorbereiden van het nieuwe lichaam.

 

  • De wereld van de gestorvenen

In dit boek wordt het panorama van de levensreis na de dood opnieuw verder uitgewerkt. Indringend schildert Steiner hier de ervaringen van de ziel bij haar opwaartse reis door de planetensferen. Bijzonder aan dit boek is Steiners beschrijving van de betrekkingen tussen levenden en gestorvenen – zowel wat de levenden voor de gestorvenen kunnen doen, als wat wij van hen kunnen ontvangen.

Veelzijdige en rijke voordrachten, waarin ook de relatie tussen boeddhisme en christendom op bijzondere wijze wordt belicht.

 

  • Werkingen van het karma

In deze voordrachten zet Steiner de ‘logica’ van karma en reïncarnatie uiteen. Daarnaast gaat hij onder meer concreet in op het verband tussen karma en ziekte, op de karmische relaties tussen ouders en kinderen, op het karma van het vrouw- of man-zijn, en op oefeningen die ieder mens kan doen om de realiteit van karma en reïncarnatie zelf te ervaren.

 

  • Verborgen geschiedenis – Open toekomst

Deze voordrachten bieden een voorproef van de zeer concrete karma-beschouwingen die Steiner aan het eind van zijn leven hield. Ze schetsen de lotgevallen van de eerste individuen die met naam en toenaam in de geschiedenis opduiken: de Babylonische koning Gilgamesj en zijn vriend Enkidoe – die in de Griekse tijd terugkeren als Alexander de Grote en Aristoteles. Ook het lot van andere historische personages wordt door Steiner indringend geschilderd. Zo vangen we een glimp op van de diepere drijfkrachten van de geschiedenis, en beseffen we te meer onze persoonlijke verantwoordelijkheid voor de toekomst van de mensheid.

 

  • Wereldgeschiedenis in het licht van de antroposofie

Met deze voordrachten pakt Steiner 13 jaar later de thematiek van het vorige boek weer op. Hij beschrijft het existentiële zoeken van de twee hoofdpersonen, waardoor zij in aanraking komen met verschillende mysterietradities. Steeds duidelijker groeit in hen het besef van een historische missie, bij Alexander meer in uiterlijke zin, bij Aristoteles meer innerlijk: het streven om de uitstervende mysteriewijsheid te redden in de vorm van het westerse denken.

 

  • Karmaonderzoek 1 t/m 5

De belangrijkste en tevens zeer concrete ‘karma-voordrachten’ die Rudolf Steiner aan het eind van zijn leven in verschillende plaatsen hield, zijn opgenomen in de 5-delige serie ‘Karmaonderzoek’.

– Deel 1 biedt een fundamentele inleiding tot het thema. Zo belicht Steiner de vraag: maakt het karma de mens niet onvrij? Daarop volgen beschouwingen over erfelijkheid, ziekte en de karmische achtergrond van vriendschappen. Ten slotte schildert Steiner concreet de karmische voorgeschiedenis van een aantal bekende personen uit de 19e eeuw, onder wie Schubert, Nietzsche, Garibaldi, Lessing en Byron.

– Deel 2 behandelt onder meer de wisselwerking tussen individu en geschiedenis, tussen persoonlijk karma en groepskarma. Ter sprake komen vervolgens Bacon, Comenius, Marx en Engels, Emerson en Ibsen. Ook bij de methodes van het karma-onderzoek staat Steiner stil, met aanwijzingen voor eigen waarnemingen en inzichten.

– Deel 3 vervolgt met beschouwingen over groepskarma en historisch karma, en belicht de gevolgen van natuurrampen en rampen van geheel andere aard, zoals oorlogen. Ter sprake komt verder de geestelijke verduistering door het levensbeschouwelijk materialisme van de moderne tijd, en het ontwaken van een nieuw spiritueel bewustzijn vanaf de 20e eeuw. Het boek besluit met drie voordrachten in Arnhem van juli 1924, waarin de michaëlische opdracht van deze tijd wordt gekenschetst: de spiritualisering van de intelligentie.

– In deel 4 wordt het bovengenoemde thema verder aangescherpt. Achter de ontwikkeling van de laatste eeuwen gaat een kosmische strijd schuil tussen Michaël en de ‘leugengeest’ Ahriman, een strijd die wordt uitgevochten in de menselijke ziel. Maar ook spreekt Steiner hier over het Ierse christendom, over de Arthur- en de graalstroming en hun samenvloeiing in de ‘school van Michaël’.

– In deel 5 worden de grote motieven van de vorige delen verdiept en verbonden met de karmische ontwikkeling van belangrijke historische personages. Het overkoepelende thema is de innerlijke nood van de moderne tijd. Het boek eindigt met de laatste woorden die Steiner in het openbaar heeft kunnen uitspreken. Na een ziekbed van een half jaar stierf hij op 30 maart 1925.